Wanneer de Cito Leerling in beeld toetsen zijn afgenomen en de resultaten in het leerlingvolgsysteem zijn verwerkt, worden alle gegevens geanalyseerd. We bekijken dan wat de kinderen nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. We stellen vast wat de onderwijsbehoeftes van de kinderen zijn. Naar aanleiding van de resultaten, de analyse, de observaties tijdens de lessen en de methode gebonden toetsen worden door de leerkrachten per leerling nieuwe doelen gesteld. De leerkrachten zetten deze doelen in een groepsplan en beschrijven daarbij hoe het onderwijsaanbod voor de leerlingen eruit zal gaan zien.
In de groepen 1-2 wordt een plan geschreven voor taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. In de groepen 3 en 4 worden groepsplannen geschreven voor rekenen, technisch lezen, spelling en sociaal-emotionele ontwikkeling. In de groepen 5 tot en met 8 worden groepsplannen geschreven voor rekenen, technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en sociaal-emotionele ontwikkeling.
In de groepsplannen staat beschreven dat in drie niveaugroepen les gegeven wordt: het basisarrangement, het intensieve arrangement (voor leerlingen die bijvoorbeeld extra instructie of begeleide oefening nodig hebben) en het plusarrangement (voor leerlingen die bijvoorbeeld minder instructie en meer uitdaging nodig hebben).
Naast de groepsoverdracht (waarbij de nieuwe leerkrachten informatie over de kinderen ontvangen) vinden er groepsbesprekingen plaats. Tijdens deze groepsbesprekingen worden door de groepsleerkracht, de intern begeleider en directie alle groepsplannen doorgenomen. De systematiek van signaleren, plannen, uitvoeren en evalueren wordt herhaald.
Wanneer blijkt dat, ondanks alle extra ondersteuning, de resultaten van een leerling dermate ver achterblijven, dat het volgen van de methode niet meer haalbaar is, kan in overleg met ouders worden beslist om de leerling met een eigen programma te laten werken. De leerling krijgt dan een eigen leerlijn. Samen met de leerling, de ouders en een externe deskundige zal worden bekeken welke doelen voor deze leerling haalbaar en reëel zijn en welk onderwijsaanbod daarbij hoort. Al deze informatie zal worden vastgelegd in een ‘ontwikkelingsperspectief (OPP)’ en twee keer per jaar met alle betrokkenen worden geëvalueerd. Er kan ook een ontwikkelingsperspectief worden opgesteld met betrekking tot het gedrag.